Afgelopen weekend werd mijn kitten Doortje één jaar en is ze definitief kitten-af! Behalve dat we natuurlijk uitgebreid haar verjaardag gevierd hebben, was dit ook een mooie aanleiding om eens te kijken waardoor gedrag van een dier, een kat in dit geval, bepaald wordt. Hebben haar broertjes zich op dezelfde manier ontwikkeld of juist heel anders en waardoor wordt dit dan bepaald?
Nature Nurture
Dit brengt ons bij het Nature Nurture debat waar door de primatoloog Frans de Waal en prof. Dr. J.A.R.A.M. van Hooff duidelijke uitspraken over zijn gedaan. Zij stellen dat een organisme geboren wordt met genetische eigenschappen: nature, en dat daarnaast de opvoeding, de leefomgeving een belangrijkere rol speelt in de ontwikkeling van het organisme. Zoals Frans de Waal zegt zijn organisme en biotoop een eenheid en is het fenotype(nature) van elk organisme volkomen afhankelijk van nurture: voeding, opvoeding en verzorging. Drie belangrijke peilers voor het in stand houden van de soort zijn voedsel, voortplanting en veiligheid. Er zijn soortgebonden kenmerken, die in het DNA liggen en daarnaast individuele karakteristieken. En waardoor worden nu die individuele karakteristieken bepaald, wat bepaalt hoe een organisme zich ontwikkelt en gedraagt?
Komen we terug bij de kat. Elk kitten dat geboren wordt heeft soortgebonden kattenkenmerken in zich. Dit is bijvoorbeeld het instinct om te jagen, om zo in de voedselbehoefte te voorzien, het instinct om te vluchten voor bedreigende, onbekende dieren, dieren die zich anders gedragen dus, en het instinct om een gezonde, fit ogende partner te zoeken. Alles erop gericht om de soort kat zo goed mogelijk in stand te houden.
Bij een kat die in het wild leeft, zijn dit de kenmerken die volkomen voldoen om in die omgeving te overleven. Maar een kat die verder van deze wilde kat afstaat, de diverse raskatten bijvoorbeeld, hebben zich aan hun omgeving aan moeten passen, eigenschappen moeten ontwikkelen, waarmee ze uitgerust zijn om in die omgeving te kunnen overleven. Dit geldt natuurlijk niet alleen voor raskatten, het geldt net zo goed voor de HuisTuinKeukenkatten die bij mensen leven.
De eerste wilde katten die vanuit de bossen op de boerderijen kwamen leven, aangetrokken door de muizen en voor het vangen daarvan beloond werden door de boeren, zijn doordat ze dichter bij de mensen kwamen, daar voedsel en onderdak vonden, meer aan de katvreemde soort mens gewend geraakt, waardoor ze steeds minder geneigd werden om te vluchten voor die vreemde soort. Van generatie op generatie kat die op de boerderij geboren werd, zijn genen doorgegeven die de kat uitrusten om bij de mens te kunnen leven. Zo hebben ze geleerd dat ze niet direct hoeven te vluchten voor de mens. Maar aangehaald en opgetild, geknuffeld worden, is even een ander verhaal. Hiervoor moet de kat goede ervaringen opdoen met mensen die hem langzaam aan dit soortvreemde gedrag wennen.
Socialisatie
En dan komen we bij het in een veilige omgeving gedoseerd in aanraking gebracht worden met alles wat bij het leven bij de mensen te maken heeft. De eerste socialisatiefase die van twee tot zeven weken duurt. In deze periode wordt de basis gelegd voor het wennen aan mensen en menselijk contact als aanraken, optillen en knuffelen. Daarnaast ook aan de vreemde gewoontes die mensen er op na houden als herriemakende apparaten als stofzuigers, telefoons, muziek etc. Een kat die deze cruciale periode geen of zeer beperkt contact gehad heeft met mensen zal in zijn latere leven minder sociaal zijn naar mensen, eerder met angst reageren. Nu is het wel zo dat een kat op latere leeftijd nog kan wennen aan eerder bedreigende prikkels door hem dan gedoseerd in aanraking te brengen met deze prikkels terwijl hij tegelijk beloond wordt met bijvoorbeeld voer. We hebben het dan over habitueren. Een proces waar tijd voor nodig is.
Anderzijds kan het zo zijn dat een kitten de hele socialisatieperiode op een adres heeft gewoond waar hij volkomen gewend is aan mensen, bekenden en vreemden, maar dat hij daarna gaat wonen bij mensen waar weinig bezoek, weinig vreemden komen. Hij zal dan de omgang met vreemden weer ontwennen en weer met angst, vluchten, kunnen reageren op bezoek. Dit kan nog versterkt worden door het gedrag van andere daar wonende katten. Als deze katten vluchten zodra de deurbel gaat, zal de nieuwkomer dit gedrag overnemen. Hij leert van het gedrag van de anderen. In hoeverre hij dit vluchtgedrag overneemt, hangt zeker ook af van de genen die hij van zijn ouders heeft meegekregen. Reageren zij ook met vluchten, vertonen ze vaak angst, dan kan het kitten dit enerzijds erven via de genen: het zit dan in zijn DNA, anderzijds kan hij ook het gedrag van deze katten overnemen. Een reden waarom het aan te bevelen is kittens eerder bij een schuwe, angstige moederpoes weg te halen.
Katten leren van elkaars gedrag en nemen dit over. Zo heeft het kitten op bovenstaande foto van de volwassen kat geleerd dat in deze kast het eten bewaard wordt.
Kortom ook al worden kittens in hetzelfde nest grootgebracht, de omstandigheden waar ze daarna terecht komen, bepalen zeker ook in hoge mate hoe ze zich verder ontwikkelen.