MIJN BLOGS IN HET ARCHIEF




RASKAT EN GEZONDHEID

 
John Bradshaw, University of Bristol, stelt in zijn lezenswaardige boek “Cat Sense”(2013) dat er in de toekomst mogelijk minder goed gedomesticeerde, “vriendelijke”, op mensen gerichte HuisTuinKeukenkatten zullen zijn terwijl er wel degelijk een populatie in vrijheid levende, niet op mensen gerichte katten, zal blijven bestaan.  
Dit komt doordat de katten die zich door mensen laten voeren, zich ook door hen laten vangen en castreren. Met het tegenwoordige overschot aan katten, worden eigenaars van katten immers opgeroepen om hun kat tijdig te laten castreren. Als je een kat via de dierenbescherming koopt, is hij vaak al gecastreerd of je gaat de verplichting aan om dit tijdig te doen. Dat zit als het ware bij het pakketje “koop van de kat” in. Heel goed, zo wordt er zeker iets aan het kattenoverschot gedaan, maar het zou er op den duur toe kunnen leiden, dat er minder HuisTuinKeukenkatten komen en dat de fokkers van raskatten een groter deel van de huiskatten gaan leveren dan de 10 tot 15% die ze nu leveren(Bradshaw).

De voordelen van een raskat

Een voordeel van een raskat boven een HTK kan zijn dat behalve de uiterlijke kenmerken waar hij op gefokt wordt, ook zijn karaktereigenschappen meer bekend zijn dan bij een kat waarvan je niet weet wat er allemaal in zit, wat voor kruising hij is. Je kunt dan van tevoren kijken of de kat met zijn rasgebonden karaktereigenschappen bij je past. Zo kun je voor een Abessijn kiezen als je een zeer speelse, actieve kat wilt of als je van jezelf weet, dat je weinig tijd aan het kammen van een kat wilt besteden, dan kies je zeker geen Pers.

De uiterlijke kenmerken van een ras en het welbevinden van de kat

Maar hoe zit het nu eigenlijk met die uiterlijke kenmerken, in hoeverre heeft een kat daar last van, wordt hij wel of niet beperkt in het uitoefenen van zijn natuurlijk gedrag, kan hij leven als een kat.



Er zijn rassen die spontaan zo ontstaan zijn en er nu nog steeds zo uitzien. Een voorbeeld hiervan is de Noorse Boskat, die oorspronkelijk in de bossen van Noorwegen leefde en van daaruit op de boerderij terecht kwam als muizenvanger. Er ontstonden wel kruisingen met kortharige boerderijkatten, een reden waarom er fokstandaarden zijn opgesteld, maar er is niet gesleuteld aan het ras om naar menselijke begrippen verfraaiingen in het uiterlijk aan te brengen.

Dit kan helaas niet van alle rassen gezegd worden, reden waarom St. Overleg Platform van de Nederlandse Cat Fancy in 2002 een “Voorstel Plan van aanpak Schadelijke erfelijke kenmerken bij raskatten” heeft aangeboden aan het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij. Hierbij is gekeken naar de oorzaken van schadelijke, erfelijke kenmerken, hoe vaak komen ze voor, hoe vererven ze en, heel belangrijk, hoe kunnen deze schadelijke kenmerken worden verminderd. Uitgangspunt is dat een kat als kat moet kunnen leven, zijn gezondheid en welzijn moeten niet worden aangetast. Zo is er gekeken naar pijn, abnormale beweeglijkheid, beperking van de zintuiglijke vermogens, hoe zit het met de reproductie, zijn er abnormale bevallingen, is er sprake van een verhoogde ziektegevoeligheid, hoe zit het met de bescherming tegen klimaatsinvloeden, is er sprake van angst of agressie.

Verschillende rassen, verschillende kenmerken

Er is per ras en per specifiek kenmerk gekeken in hoeverre de kat hier last van ondervindt, zowel fysiek als in zijn welbevinden. Kan hij als kat leven, in hoeverre beïnvloedt dit zijn leven.

Zo is er gekeken naar katten met kortsnuitigheid zoals de Pers, de Exotic en de Burmees Amerikaans type. Onder kortsnuitigheid wordt verstaan een grote ronde kop met een krachtig ontwikkelde kaakpartij, een korte brede neus met een duidelijke stop.
Deze katten hebben een hoop gezondheidsproblemen, die al kunnen beginnen bij de geboorte. De kop kan te breed zijn voor het geboortekanaal waardoor de bevalling vertraagd wordt en moeder en/of kitten kunnen overlijden. Daarnaast zijn er problemen bekend met een bemoeilijkte ademhaling, tranende ogen, beschadigingen aan de oogbol en gebitselementen die in de knel zitten. Deze katten hebben onvoldoende functionerende zintuigen: het zien, de reuk en de smaak zijn verstoord en in die zin is er aantasting van hun welzijn. Op basis hiervan zijn er richtlijnen opgesteld over hoe kort de snuit mag zijn, liever gezegd hoe lang hij minimaal moet zijn om deze gezondheidsproblemen zo veel mogelijk te vermijden.



Als je kijkt naar de naaktkat, de Sfynx, zie je een heel ander verhaal! Dit ras is ontstaan uit een natuurlijke mutatie van een haar-gen bij een Canadese huiskat in 1966, Ontario, Canada. Deze kat heeft geen zichtbare vacht, maar wel een lichte donsbeharing op zijn huid. Tevens is hij uitgerust met een dikkere onderhuidse vetlaag die zich aanpast aan het seizoen. Met andere woorden, deze katten zijn prima in staat om zichzelf op temperatuur te houden.

Misschien hebt u ze wel eens gezien, de Munchkin kat, de kat met korte pootjes als een teckel. Je zou verwachten dat hij met zijn korte pootjes moeite zou hebben om te springen, te rennen. Het blijkt dat hij alles kan, alleen springt hij iets minder hoog dan een kat met lange poten. Een belangrijke aanwijzing voor het feit dat deze katjes normaal kunnen functioneren is dat een moederpoes met normale pootlengte haar kitten met korte pootjes niet verstoot. Instinctief zal een moederpoes een kitten dat niet zal kunnen functioneren, zal kunnen overleven, verstoten. De natuur heeft het trouwens ook wel weer mooi geregeld dat een homozygoot Munckin kitten, dat dus zowel van vaders als van moeders kant het gen heeft meegekregen, niet levensvatbaar is(Scollard, 1997,1998,1999).

Zo is er naar verschillende uiterlijke kenmerken van raskatten gekeken.

Ook is er gekeken naar het voorkomen van bepaalde ziektes bij de diverse rassen. Zo blijkt er bij de Devon Rex spasticiteit voor te komen. De zieke katjes sterven meestal voor het eerste levensjaar om is. Hieruit zijn richtlijnen opgesteld hoe de dieren te testen of ze drager zijn en dan uitsluitend te fokken met dieren die geen drager zijn. Nederland loopt trouwens voorop met de fok van gezonde Devon Rex!

Er is een lijst met bevindingen en onderzoeksresultaten opgesteld en hieruit zijn aanbevelingen voortgekomen hoe met de fok van raskatten om te gaan, waar een fokker en een keurmeester weet van moeten hebben en welke rassen getest moeten worden op gevoeligheid voor ziektes, gebreken. Zo moet men weet hebben van genetica, gezondheid, erfelijke aandoeningen en de rasstandaard.

Een goede fokker zal kijken of de raspoes mooi genoeg is volgens de rasnormen, ze gezond en uit gezonde lijnen is en of ze een goed karakter heeft. Hetzelfde geldt voor de raskater.

Om inteelt met daaruit ontstane gebreken zoveel mogelijk te voorkomen, verdient het aanbeveling om geen directe verwanten met elkaar te paren, maar wat verder weg in de lijn, bijvoorbeeld oma met kleinzoon. Bij outcross waarbij onverwante dieren met elkaar gekruist worden, is er een zeer laag tot geen risico op inteelt. Je zou dus zeggen, dan maar alles outcross! Maar soms wordt er bewust een zekere mate van inteelt toegepast om de gewenste eigenschappen vast te leggen. Hierdoor neemt de vitaliteit en vruchtbaarheid binnen een groep verwante dieren af en komen recessief, erfelijke ziekten meer voor bij individuele dieren(Knol, 2001).

Wat overigens nog wel een interessant gegeven hierbij is, is dat in vrijheid levende katten vaak zeer nauw paren, met dieren uit de naaste omgeving, waardoor er een kleine genenpool is. Ook bij deze katten kunnen dus aangeboren gebreken ontstaan, dus in hoeverre is de raskat slechter af?!